-
1 pikken
1 [algemeen] piquer3 [accepteren] encaisser4 [met de snavel, angel steken; hapjes nemen] picorer♦voorbeelden:zij heeft dat geld gepikt • elle a piqué cet argentzich met een speld pikken • se piquer avec une épingleeen trammetje pikken • prendre le tram3 pik jij dat allemaal maar? • et tu encaisses tout ça?de kip pikte de haan • la poule a piqué le coqde mus pikt van de appel • le moineau picote la pomme -
2 de mus pikt van de appel
de mus pikt van de appel
Перевод: со всех языков на французский
с французского на все языки- С французского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Французский